Ook al neem ik chocolade met vanille en framboos. Ik vind elke keer opnieuw dat ik ‘t verkeerde ijsje koos. Want ik lust veel liever aardbei met meloen of banaan. Wat zal ik doen? Ja of nee, dit of dat. Wel of niet, wie of wat. Veel te veel, kruis of munt. Weet ik veel. Kiezen is moeilijk.
Wie denkt dat ‘keuzestress’ een recent fenomeen is, moet maar eens één van mijn favoriete Kinderen voor Kinderenliedjes uit 1992 luisteren. Er is de laatste jaren wel enorm veel geschreven, vanuit psychologisch oogpunt, over de honderden grote en kleine keuzes die we elke dag moeten maken en wat dit voor impact op ons geluk en gemoedstoestand heeft. Ik werd de laatste tijd ook geconfronteerd met het maken van grote keuzes. Daarom leek me leuk om dit onderwerp eens in een blog te belichten vanuit economisch en persoonlijk standpunt.
Het eerste wat ik deed toen ik er niet uitkwam was googlen ‘How to make hard choices’, dit bracht me uiteraard geen steek verder voor mijn eigen dilemma. Voor- en tegenlijstjes maken, je gevoel volgen, je kernwaarden opschrijven. Het helpt je wellicht wel om in de juiste ‘keuzemindset’ te komen, maar uiteindelijk moet je toch eens de knoop doorhakken. Maar wat hebben economen dan te zeggen over keuzes maken?
Kiezen is zowel enorm fundamenteel als enorm onderbelicht in de traditionele economische wetenschap. In essentie is economie de wetenschap van onbeperkte wensen met beperkte middelen, je zal dus moeten kiezen. Maar voor de echte homo economicus is dit een triviaal probleem: deze heeft perfecte informatie en kan daardoor zijn preferenties keurig rangschikken in een zogeheten ‘nutsfunctie’. De keuze die het meeste nut (plezier) oplevert wordt gekozen, en wanneer homo economicus ‘indifferent’ (onverschillig) is tussen meerdere alternatieven, dan maakt het ook niet uit wat het wordt. Een muntje opgooien en klaar is kees. Als macroeconoom moet ik hier schoorvoetend toegeven dat wij doorgaans minder aandacht besteden aan de mensen achter de beslissingen dan wellicht zou moeten.
Echter is er in vakgebieden zoals gedragseconomie en experimentele microeconomie wel meer aandacht voor. Uit deze hoek komt veel bewijs dat mensen eigenlijk niet goed zijn in het maken van keuzes op een rationele manier. In 2002 kreeg Daniel Kahneman de Nobelprijs voor Prospect Theory. Hij liet onder meer zien dat, zelfs wanneer informatie wel volledig is, we winsten en verliezen of grote en kleine kansen, met dezelfde verwachte uitkomst anders blijken te interpreteren.
Een andere mastodont uit de economische wetenschap, Paul Samuelson, liet zien dat we niet altijd eerlijk zeggen of weten wat onze preferenties zijn. De beste manier om de echte voorkeuren van mensen naar boven te krijgen is dus ‘follow the money’, zoals hij uitlegt in zijn revealed preferences theorie. Zo zeggen heel veel mensen dat ze graag meer aan het milieu willen doen en biologisch willen eten, maar blijkt dit toch niet het geval te zijn als ze er meer voor moeten betalen. Deze theorie wordt nog steeds gebruikt in economische experimenten, waar de kandidaten geen vast bedrag krijgen voor hun deelname, maar een financiële beloning afhankelijk van hun keuzes en prestaties in bepaalde ‘spellen’. Een kleine zijstap – het blijkt uit deze experimenten ook dat studenten economie (toch vaak de meerderheid onder de proefpersonen) zich significant rationeler en egoïstischer gedragen dan de rest van de deelnemers. Of dit komt door zelfselectie in de studiekeuze of door ‘indoctrinatie’ is nog niet helemaal duidelijk, maar in ieder geval blijkt wel dat als er echte homines economici bestaan, je ze moet zoeken op de econ-faculteiten.
Het overgrote deel van de mensen is echter ‘beperkt rationeel’, of zoals Herbert Simon het omschreef boundedly rational. Zijn bijdrage aan de wetenschap was om bepaalde veelvoorkomende vormen van irrationaliteit te integreren in de economische modellen, zodat er alsnog mee gerekend kan worden. We weten bijvoorbeeld uit experimenten zoals de dictator game dat mensen ook blij worden van een bepaalde mate van altruïsme. Zelfs tegenover mensen die ze nooit meer terug zullen zien en waarvan ze ook niks terug kunnen verwachten. In dit spel krijgt de ene speler een som geld toebedeeld, die hij of zij naar eigen gelang mag verdelen tussen zichzelf en de andere speler. Wanneer dit spel slechts één potje per tegenstander gespeeld wordt, is de rationele optie om zelf alles te houden en de ander niks te geven. Het blijkt echter uit experimenten over de hele wereld dat mensen de ander zelden niks geven. Deze kennis kan ingebouwd worden in de nutsfuncties van personen in economische modellen, waarbij deze dus niet alleen nut ontlenen aan hun eigen gewin maar ook aan een bepaalde mate van gelijkheid.
Een tweede beroemde irrationaliteit is het principe van de sunk cost (verzonken kosten) fallacy. Deze theorie wordt onder andere veel gebruikt door recent Nobelprijswinnaar in de gedragseconomie Richard Thaler. In de keuze of je een bepaalde activiteit wel of niet gaat ondernemen moet je alle eerder gemaakte investeringen in beide alternatieven negeren. Je zou rationeel gezien alleen moeten kijken naar wat je op dit moment de meeste utiliteit (nut) geeft, want die kosten krijg je toch niet meer terug. Toch zijn er weinig mensen die kaartjes voor een duur concert onbenut zullen laten omdat ze op die avond nou net meer zin hebben in een avondje bankhangen.
Een andere eigenschap die vroeger vaak verondersteld werd in economische modellen was die van logisch geordende voorkeuren. In het plaatje hieronder zou de persoon die appels lekkerder vindt dan bananen, en bananen lekkerder vindt dan kokosnoten, appels ook lekkerder moeten vinden dan kokosnoten. Toch blijkt ook dit voor veel mensen niet op te gaan wanneer ze getest worden op hun ‘revealed preferences’. Een ander fenomeen wat je wellicht ook bekend voor zal komen is dat van ‘irrelevance of independent alternatives’: iemand wordt gevraagd of ze liever spaghetti of pizza wil eten. Ze kiest spaghetti, maar als moeder dan zegt dat er ook nog een restje nasi is wil ze toch ineens liever pizza! Irrationeel dus: de aanwezigheid van nasi zou je voorkeur tussen pizza en spaghetti niet moeten veranderen.
Dit soort spellen zijn vaak nog redelijk goed te doorzien. Het doel van de experimenten is ook niet om proefpersonen te foppen, maar om te kijken of mensen nadat ze na enkele oefenrondjes het spel snappen, alsnog andere keuzes maken dan de modellen van perfecte rationaliteit voorspellen.
De meeste keuzes die we moet maken, maken we echter in de ingewikkelde echte wereld met imperfecte informatie. Als je moet beslissen of je naar een bepaalde stad gaat verhuizen, of een nieuwe baan aanneemt, zal de keuze voor het één of het ander de rest van je leven bepalen. Dit concept noemen we ook wel padafhankelijkheid. Maar hoe die twee levens eruit zullen zien, dat is moeilijk in te schatten op het moment van kiezen. Ook zijn we notoir slecht in het inschatten van kansen, vooral als het om hele kleine kansen gaat. Eerder genoemde Kahneman schreef in 2011 met collega Tversky het beroemde boek Thinking fast and slow. Zij introduceren twee ‘denksystemen’ die eenieder bezit. Het eerste systeem is snel, instinctief en emotioneel, en het tweede systeem is langzamer, afwegend en rationeel. In de keuze tussen bijvoorbeeld zorgverzekering A of B kunnen we vaak nog overweg met systeem 2: je kunt er rustig voor gaan zitten, alle alternatieven vergelijken en uitrekenen of je beter voor de aanvullende tandartsverzekering kunt gaan of het zelf zult betalen. In keuzes waarbij het aantal alternatieven te noemrijk is, de beslistijd te kort of de informatie te summier, schakelen we over op systeem 1, onze intuïtie. In veel gevallen presteert ons eerste denksysteem bijna net zo goed als het tweede zou doen met genoeg tijd en informatie, omdat de kansrekening betreffende bepaalde gebeurtenissen evolutionair ingesleten zijn. Echter is dit systeem ook veel gevoeliger voor het reproduceren van bias en discriminatie.
Enfin, we moeten dus accepteren dat we geen homo economicus zijn, en zelfs als we dat waren hadden we nog niet alle informatie om de beste keuze te maken. Hoe dan verder? Een grote vrees van veel mensen die niet kunnen kiezen is om iets anders te missen. Maar door niet te kiezen, of altijd vast te houden aan het oude, mis je ook dingen. Kiezen is volgens mij helemaal niet zo moeilijk, alleen het accepteren van je keuze en de consequenties wel.
Grote keuzes geven stress, en soms wens ik wel eens dat er wat minder te kiezen was. Maar aan de andere kant zullen dit juist later, met terugwerkende kracht de momenten zijn waarop je richting gaf aan je leven in plaats van braaf met de stroom mee te zwemmen. Wat mij helpt bij moeilijke keuzes, is het besef dat er vaak geen foute keuze is. De moeilijkste keuzes zijn tussen twee alternatieven die allebei heel goed zouden zijn. Ik geloof niet zozeer in het lot maar meer in de vindingrijkheid en veerkrachtigheid van de mens, die zichzelf snel aanpast om het beste te maken van de nieuwe situatie. Zelfs in gevallen waar er voor je gekozen wordt (zoals wanneer je uitgeloot wordt voor een studie) hoor je mensen vaak later verzuchten dat ze echt blij zijn met dat voorval, en hoe hun leven er veel slechter uit had gezien bij het volgen van de eerste keus. Na al deze theorieen en quasi-wijsheden te hebben overdacht, met iedereen en zijn moeder gesproken te hebben, heb ik tenslotte toch maar mijn onderbewustzijn zijn werk laten doen. En zo werd het antwoord, tijdens een rustig stukje hardlopen waarbij ik helemaal niet met keuzestress of dilemma’s bezig was, toch ineens helder.
‘zijn moeder’?
LikeLike
Haha ja dat is een soort populaire uitdrukking.. iedereen en zijn moeder 😛
LikeLike
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/iedereen-en-zijn-moeder-is-homo~bfb09f0a/
Zelfs de Volkskrant doet er aan mee!
LikeLike